“Dit kan er gebeuren als je mensen discrimineert of wegzet om hun afkomst”

Het gaat preventiemedewerker Bea Drost aan het hart wat er 80 jaar geleden op woonzorgpark Groot Schuylenburg is gebeurd, het voormalig terrein van de Joodse zorginstelling het Apeldoornsche Bosch. In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werd deze plek op gruwelijke wijze ontruimd door de Duitse bezetter. Regelmatig geeft ze rondleidingen op het park waar sinds kort een Herinneringscentrum is ingericht. “Ik doe dit omdat dit nooit meer mag gebeuren. En hier is dat wel gebeurt en dat is écht verschrikkelijk.”

“Het Apeldoornsche Bosch was een groeiende en bloeiende Joodse Psychiatrische zorginstelling. In het verleden zijn veel zorginstellingen in Nederland vanuit een geloof of identiteit ontstaan. Hier werd geleefd volgens Joodse gebruiken. Er werd koosjer gekookt, de Joodse feestdagen werden gevierd en er werd echt gekeken naar wat iemand leuk vond om te doen. Ook werd familie van de patiënten betrokken bij de zorg en werd contact gestimuleerd. Zij konden altijd mee blijven eten. Het idee was toen al: als je regelmaat, nuttige bezigheden, ontspanning en sport hebt in je leven en rust krijgt van de natuur, dan voel je je meteen al beter.

Medewerkers zonder uniform

In Het Apeldoornsche Bosch woonden volwassenen en vanaf de jaren ‘30 ook kinderen met een verstandelijke beperking, gedragsproblemen en psychiatrische aandoeningen. Bij de kinderpaviljoens was het bewust heel huiselijk. Medewerkers droegen geen uniform en de patiëntjes, zo werden ze destijds genoemd, mochten oom of tante tegen hen zeggen. Voor die tijd heel modern. De kinderafdeling (het Paedagogium Achisomog) had een eigen directeur, Philip Fuldauer. Hij was van huis uit pedagoog en zijn dienstwoning, waar hij met zijn vrouw woonde, stond hier op het terrein. Dat is nu het Herinneringscentrum.

Het Apeldoornsche Bosch maakte onderdeel uit van het dagelijkse leven in Apeldoorn. Het voetbalelftal van Het Apeldoornsche Bosch speelde mee in de competitie van Apeldoorn. Juist om te laten zien dat je gewoon mee kan en mag doen. Daar voelden de patiënten zich goed bij, want je hebt dan een zo gewoon mogelijk leven. Het contact met anderen was toen al heel belangrijk.

(tekst gaat verder onder de foto)

Anti-Joodse maatregelen

In de eerste jaren van de oorlog merkte men nog niet zoveel. Maar in 1942 werd dit anders bij het invoeren van de anti-Joodse maatregelen, zoals het dragen van de gele Jodenster. Joden moesten daarnaast hun goud en zilver afgeven en mochten niet meer reizen met het openbaar vervoer. Deze vervelende maatregel werd hier erg gemerkt. Familie kon niet meer op bezoek komen, want mensen hadden in die tijd nog geen auto. Het leven werd geïsoleerder. Een andere maatregel die hier veel impact had was dat Joden en niet-Joden niet meer mochten samenwerken. In één dag verloren heel veel Joden in Nederland hun baan. Hier in Het Apeldoornsche Bosch was het net andersom. Hier werden de niet-Joden ontslagen. Zo voldeden ze aan de maatregel, maar verdrietig was het wel. Heel veel Joden die ergens anders waren ontslagen, kwamen toen juist hier werken. Het was roeien met de riemen die ze hadden, want er werden veel mensen aangenomen zonder ervaring in de zorg. Na verloop van tijd werd de dreiging steeds duidelijker en werd het een chaotische tijd. Veel medewerkers besloten om onder te duiken en kwamen ineens niet meer op het werk. Dat had impact op het personeel en de patiënten.

Veilig

Iedereen dacht dat het veilig was op Het Apeldoornsche Bosch. Dat het ongemoeid zou blijven. Het beeld werd bevestigd omdat er nog altijd nieuwe patiënten bijkwamen. Met regelmaat kwamen er Joden, met een psychiatrische ziekte, vanuit Westerbrok naar Het Apeldoornsche Bosch. Ze dachten: zie je wel, wij blijven bestaan, er komen mensen bij. Er waren ook ouders die gingen onderduiken en hun kind met een beperking juist hier brachten, omdat ze dachten dat het hier veilig zou zijn voor Joden.

(tekst gaat verder onder de foto)

Nacht van de ontruiming

Toen kwam de nacht van de ontruiming. Op 20 januari 1943 kwamen vanuit Westerbork de ordertroepen het terrein op rijden. Dat waren Joodse mannen die in Westerbork te werk waren gesteld. Hun nare taak was om Joden in te laden en op transport te zetten. Ze kwamen met open vrachtauto’s hier het terrein oprijden. De Duitse officieren waren er nog niet, zij kwamen pas de volgende dag. Daardoor was er de mogelijkheid voor het personeel om te vluchten. Een onmogelijke keuze voor elke medewerker, want vluchten betekent ook het in de steek laten van je collega’s en patiënten. Velen hebben de keuze gemaakt om te vluchten. Maar er waren ook medewerkers die bewust bleven, omdat ze de patiënten niet aan hun lot wilden overlaten.

De volgende dag kwamen de Duitsers onder leiding van Ferdinand aus der Funten. Zij hebben het personeel in het Hoofdgebouw verzameld en vijftig medewerkers geselecteerd om met de patiënten mee te gaan op transport. Twintig mensen melden zich vrijwillig aan, dertig zijn er aangewezen. Vervolgens stopten ze de patiënten in de vrachtwagens. Echt verschrikkelijk. Daar hebben ze de hele nacht over gedaan. Als laatste zijn de kinderen, bijna honderd, uit hun bed gehaald. Het was een hele koude nacht, met veel geweld, stress en haast werden de patiënten ingeladen. Dit moet voor hen gruwelijk geweest zijn. Je begrijpt het al niet goed, je bent hulpbehoevend en dan gebeurt je dit.

Er werd af en aan gereden naar het treinstation in Apeldoorn. Daar stonden veertig veewagons klaar en werd iedereen daarin gezet. Paviljoen voor paviljoen werd ontruimd. De trein is rechtstreeks naar Auschwitz gereden en bij aankomst is iedereen vermoord. 1131 personen. De jongste patiëntjes waren erg jong, 2 en 3 jaar oud. De bejaarde patiënten waren dik in de 80.

De dag erna is er een tweede transport geweest bestaande uit medewerkers. En er volgde nog een derde transport op 2 februari. 42 personen hebben het tweede en derde transport overleefd, omdat zij door de Duitsers geselecteerd werden voor dwangarbeid in diverse kampen.

Herinneringscentrum

Philip Fuldauer en zijn vrouw zagen het gebeuren en zijn tijdens de ontruiming gevlucht. Ze doken onder in Apeldoorn. Na de bevrijding zijn ze hier teruggekomen. Ze hebben de kinderpaviljoens weer opgestart. Ze hebben joodse kinderen met een verstandelijke beperking en/of die door de oorlog wees waren geworden, opgevangen en hen voorbereid om later in Israël te gaan wonen. Na de oorlog was dat het ideaal van veel Joden. Dit werk hebben ze tot aan 1964 gedaan.

Hun voormalige dienstwoning op het woonzorgpark is nu het Herinneringscentrum. Een plek waar slachtoffers worden herdacht en waar verhalen uit die periode verteld worden. Op een beeldscherm worden de namen getoond van patiënten en medewerkers die zijn omgebracht. Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de slachtoffers. Er zijn nu 1402 slachtoffers bekend.

Geen onderscheid

Het Apeldoornsche Bosch was een hele mooie, vooruitstrevende zorginstelling, die in de Tweede Wereldoorlog in één keer is weggevaagd. Dat vind ik zo verdrietig en zo’n groot schandaal, dat we daarover móéten blijven vertellen. Want dat kan er gebeuren als je mensen discrimineert, wegzet om hun identiteit of afkomst. Zelf probeer ik altijd de mens te zien, ongeacht de afkomst of beperking. Ik ga met iedereen om en maak geen onderscheid tussen een medewerker of een cliënt. Ik hoop dat ik dat kan behouden en dat collega’s en cliënten dat merken en mij daarin, waar nodig, helpen. Zorg gaat over mensen. Dat was toen al zo en is in onze tijd niet anders.”

Bezoek Het Apeldoornsche Bosch

Wil je zelf een bezoek brengen aan het Herinneringscentrum op woonzorgpark Groot Schuylenburg? Dat kan op woensdag en zondag van 10.00 tot 16.30 uur. Vooraf een afspraak maken is niet nodig. Kijk voor meer informatie op apeldoornschebosch.nl.

Meer informatie

Gerelateerde items