Interventies en uitkomstmaten bij een genetisch syndroom en verstandelijke beperking

In een 4-jarig promotietraject bij het expertisecentrum genetische syndromen van ’s Heeren Loo laat Annelieke Müller zien dat onderzoek naar het effect van behandelingen bij genetische syndromen goed mogelijk is. Müller onderzocht hoe we dit het beste kunnen meten en stelde een methodologisch kader op voor zogenoemde N-of-1 studies. Daarbij heeft zij ook een aantal N-of-1 studies opgezet en uitgevoerd, en is dat kader verder aangescherpt met ervaringen uit de praktijk. Een stap vooruit omdat we mede hierdoor kunnen achterhalen wat werkt voor individuele patiënten en specifieke syndromen. Op 26 januari 2024 om 13 uur verdedigt zij haar proefschrift in het openbaar bij de Universiteit van Amsterdam.

Wereldwijd zijn er miljoenen mensen met een genetisch syndroom. Voor steeds meer van deze syndromen worden (gerichte) behandelingen ontwikkeld. Tegelijkertijd is er een risico op onder- en overbehandeling, omdat vaak onduidelijk is of de behandeling werkt. Het bewijs hiervoor is meestal beperkt, omdat onderzoek naar het effect uitdagend is. Vaak zijn er maar weinig cliënten met het syndroom en grote onderlinge verschillen in de aanwezigheid en ernst van de klachten. Gebrek aan bewijs kan ervoor zorgen dat een behandeling niet (meer) gegeven of vergoed wordt. Hierdoor kunnen mensen behandelingen mislopen. Onder supervisie van dr. Agnies van Eeghen en dr. Erik Boot (artsen-VG) en prof. Frits Wijburg (kindermetabole arts Amsterdam UMC) hoopte Müller daar verandering in te brengen. 

N-of-1-onderzoek

Müller stelde een methodologisch kader op om persoonsgerichte behandelingen voor genetische syndromen goed te onderbouwen met N-of-1 studies. In een N-of-1 studie krijgt één persoon meerdere keren zowel een placebo (‘nepmiddel’) als de echte behandeling. Als dit bij een paar mensen gebeurt, is het mogelijk om het effect van een behandeling aan te tonen. Zowel op individueel als op groepsniveau. Mits goed uitgevoerd, staat dit gelijk aan de bewijskracht van gebruikelijke groepsgewijze effectonderzoeken met vaak honderden mensen. Müller: “Met deze manier van onderzoek wordt er écht naar de cliënt gekeken. Het is ook nog eens efficiënter, goedkoper en nauwkeuriger dan de traditionele onderzoeksmethode.” Zij zette een aantal van deze N-of-1 studies op voor verschillende genetische syndromen.

Aanbevelingen en resultaten

Müller doet aanbevelingen voor onderzoek naar de effectiviteit van een behandeling en de keuze van geschikte en relevante meetinstrumenten. Dit maakt persoonsgerichte en syndroom-specifieke zorg mogelijk voor mensen met een genetisch syndroom en een verstandelijke beperking. De resultaten en aanbevelingen van het onderzoek vormen een brug tussen de wetenschap en praktijk. Ze worden direct in de praktijk geïmplementeerd door onderzoekers die werken bij het Amsterdam UMC en bij het expertisecentrum genetische syndromen van ’s Heeren Loo. Binnen het onderzoek is daarnaast een meetinstrument ontwikkeld en gevalideerd om de impact van Tubereuze Sclerose Complex op de kwaliteit van leven te meten. Die vragenlijst is vrij beschikbaar.