Kinderdagcentrum (KDC)

Het kinderdagcentrum is bedoeld voor cliënten met ontwikkelingsachterstand en gericht op stimulering van de algehele ontwikkeling en schoolvoorbereiding.

  • Indicatiecriteria:

    • leeftijd: 0-5 jaar, 6-18 jaar (EMB)
    • ontwikkelingsniveau/IQ: < 85, ontwikkelingsachterstand of verstandelijke beperking;
    • problematiek: achterstand in de ontwikkeling of verstandelijke beperking, al dan niet samenhangend met ontwikkelingsstoornis (zoals autisme), chromosoomafwijking, syndroom, stofwisselingsstoornis, neurologische afwijkingen (aanlegstoornis, beschadiging, epilepsie), onderstimulering en/of hechtingsproblematiek;
    • hulpvraag: ontwikkelingsstimulering op een of meerdere gebieden, observatie, diagnostiek, schoolvoorbereiding/schooladvies.

    Contra-indicaties:

    • ontwikkelingsachterstand op een of meerdere gebieden is niet aanwezig;
    • een andere setting (zoals peuterrevalidatie) sluit beter aan bij de behoeften van het kind.
  • Hoofddoel:

    • de ontwikkeling van de kinderen/jongeren waar nodig stabiliseren en weer op gang brengen; stimuleren/bevorderen van persoonlijkheidsontwikkeling, sociale aanpassing en maatschappelijke integratie.

    Subdoelen:

    • beeldvorming en sterkte/zwakte profiel van een kind/jongere is helder (door middel van observatie en diagnostiek);
    • voor kinderen met een voorschoolse leeftijd is duidelijk wat het schoolperspectief is (schooladvies);
    • de kinderen en jongeren zijn klaar om in te stromen in regulier of speciaal basisonderwijs.
  • Aard werkzaamheden

    Groepsgewijze behandeling en ontwikkelingsstimulering in een vast dagprogramma. Het dagprogramma is ontwikkelingsgericht: door de activiteiten komen alle ontwikkelingsgebieden aan bod. Binnen het dagprogramma wordt gewerkt aan doelen uit het ondersteuningsplan. Daarnaast vindt observatie, diagnostiek en advisering aan ouders plaats.

    Daarnaast wordt waar nodig/wenselijk individuele behandeling geboden: logopedie, fysiotherapie, speltherapie, muziektherapie, ergotherapie, diëtetiek. De therapeut draagt de adviezen over aan begeleiding, zodat deze worden voortgezet op de groep.

    Werkzame elementen

    Pedagogisch klimaat en vast dagprogramma met elementen uit:

    • Op Eigen Benen:
      • centraal stellen van krachten, aanleg en talenten van de cliënt;
      • respect voor de eigenheid van de jeugdigen en het versterken van zelfrespect en zelfwaardering;
      • leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat jeugdigen al weten/kunnen (zone van naaste ontwikkeling);
    • Ervaar het maar:
      • plezier beleven en ervaringen met elkaar opdoen;
      • stimulering van de zintuigen en de motoriek, de verwerking van prikkels in banen leiden;
      • communicatie uitlokken en eventueel uitbreiden;
    • opvoedings- en ondersteuningsprogramma van Vlaskamp: systematisch werken aan ontwikkeling door middel van kleine stapjes;
    • Doedels: zintuigen van mensen met ernstige meervoudige beperkingen stimuleren;
    • Competentiegericht werken;
    • TEACCH (Treatment and Education of Autistic and related Communication handicapped Children): streven naar optimale ontwikkeling van de cliënt met autisme:
      • begeleider richt zich op de individuele vaardigheden, interesses en behoeften en vermindert onaangepast gedrag;
      • gestructureerde omgeving: visualisatie en voorspelbaarheid staan centraal.
    • NMG (Nederlands met ondersteunende gebaren): individueel en groepsgewijs ondersteunende communicatie.

    Daarnaast:

    • aansluiten met begeleidingsstijl en behandeling op de sociaal emotionele ontwikkeling;
    • bieden van structuur, voorspelbaarheid en herkenbaarheid door middel van de inrichting van de ruimte, vaste groepen en een vast begeleidingsteam;
    • betrokkenheid en nabijheid van een begeleider;
    • sensopatische activiteiten (dans, muziek, toneel);
    • werken met individuele beloningssystemen.

    Aanvullend voor jeugdigen:
    De richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming (de Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming ontwikkelt door Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) en de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW)) bevatten nog meer werkzame elementen rondom het ondersteunen van jeugdigen.

    Betrokkenheid ouders en andere personen uit het sociale netwerk

    Tijdens het halen en brengen van hun kind stemmen ouders mondeling met begeleiders af.

    Er gaat dagelijks een communicatiemapje over en weer met informatie over de bijzonderheden van die dag (eventueel met foto’s). Indien gewenst is er telefonisch contact en contact via email.

    Ouders worden 1 á 2 keer per jaar betrokken bij het ondersteuningsplan en de doelen.
    Ouders kunnen meekijken met de behandeling van hun kind of een gesprek voeren met de therapeut.

    Er zijn koffie-ochtenden voor ouders.
    Ouders kunnen een gebarencursus volgen.

    Ouders participeren indien van toepassing in het ontwikkelingsonderzoek/schooladvies­onderzoek van hun kind.

    Duur, frequentie en vorm van de interventie

    Duur: afhankelijk van hulpvraag. De insteek is dat kinderen met de leerplichtige leeftijd van 5 jaar de overstap naar school maken tenzij dit niet kan (bijvoorbeeld vanwege te grote kwetsbaarheid).

    Frequentie:
    2 tot 5 dagen per week, afhankelijk van leeftijd en hulpvraag.

    Groepsgrootte:
    max. 8-9 kinderen.

    Tijdsinvestering van de professional(s)

    Aantal sessies (de gehele interventie): N.V.T.
    Aantal minuten per sessie: N.V.T.



Locaties

Filters

Aantal gevonden locaties: 2